Johannes Pieter Coté
Grafvak:
8
geboren: 11 september 1907 in Helenaveen
overleden: 6 april 1945 in Limmen, 37 jaar oud
burg. staat: gehuwd
beroep: ambtenaar bij het Provinciaal Elektriciteitsbedrijf van Noord-Holland te Bloemendaal
geloof: gereformeerd
vindplaats: gedenksteen 3
De liefde vergaat nimmer meer. 1 Cor. 13:8
Achtergrond
Johannes Coté werkte als klerk bij het Provinciaal Elektriciteitsbedrijf van Noord-Holland (PEN) in Bloemendaal.
Verzetsactiviteiten
Coté voerde zijn verzetsactiviteiten eerst op eigen initiatief uit. Vanaf begin 1944 werd hij lid van de illegale organisatie het V-Leger in Velsen. In het kader van de afdeling “Burgerwerk” van het V-Leger verzorgde hij onderduikers en verrichtte hij koeriersdiensten.
Als plaatselijk hoofd van het Nationaal Steunfonds organiseerde hij het inzamelen van geld voor ondersteuning van het verzet en het geven van hulp aan gezinnen van zeevarenden en (Joodse) onderduikers. Daarnaast was hij bestuurslid van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) in Santpoort en bemiddelde hij bij het transport van levensmiddelen en het onderbrengen van Joodse onderduikers en illegale werkers.
Ook verspreidde hij de illegale bladen Trouw en Trouw-Bulletin. In zijn woning hield hij een revolver en honderden inlegvellen voor levensmiddelen verborgen.
Arrestatie en moord
Op donderdag 1 maart 1945 werd Coté tijdens een vergadering met vier andere illegale werkers in zijn woning in Santpoort door twee leden van het politiekorps van Velsen gearresteerd. De politie was op de hoogte van de vergadering door arrestaties die een week eerder in de regio waren gedaan.
Omdat er een groot pak Trouw-Bulletins in zijn huis werd aangetroffen, werd Coté overgebracht naar het Hoofdbureau van politie in IJmuiden-Oost en vervolgens naar het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam. Tevens werd hij op de lijst van Todeskandidaten gezet die in aanmerking kwamen voor fusillering bij represailles.
Op 6 april 1945 werd hij met negen anderen als represaille voor het doden van een jonge Duitse militair in Limmen gefusilleerd. Hun lichamen werden in een massagraf in de duinen bij Overveen begraven.